De Vestiging van de Tempeliers

A 12th-century Templar Preceptory

Deze vestiging van de Tempeliers lag te midden van groene weiden en grazige velden, een schenking van de vrome vorige Commandeur aan de Orde. Het was sterk en goed versterkt, een punt dat deze ridders nooit verwaarloosden en dat, gezien de onrustige staat van Vlaanderen, bijzonder noodzakelijk was. Twee hellebaardiers, gekleed in zwart, bewaakten de ophaalbrug, terwijl anderen, in dezelfde sombere uitdossing, met een plechtige tred over de muren bewogen, meer spookverschijningen dan soldaten gelijkend. De lagere officieren van de Orde droegen deze kleding sinds het gebruik van witte mantels, vergelijkbaar met die van de ridders en schildknapen, aanleiding had gegeven tot een groep valse broeders in de bergen van Palestina, die zich Tempeliers noemden en de Orde grote schande brachten.

Een ridder werd zo nu en dan gezien terwijl hij door de binnenplaats liep in zijn lange witte mantel, het hoofd gebogen op de borst en de armen gekruist. Als zij elkaar tegenkwamen, begroetten zij elkaar met een langzame, plechtige en stille buiging, want dat was de regel van hun Orde, gebaseerd op de heilige teksten: "Bij veel woorden zult gij de zonde niet vermijden," en "Leven en dood liggen in de macht van de tong." Kortom, de strenge ascetische discipline van de Tempel, die zo lang ingeruild was voor losbandige en verkwistende zeden, leek onder het strenge toezicht van Lucas Beaumanoir plotseling weer tot leven te zijn gekomen in de vestiging te Kortrijk.

Isaak bleef bij de poort staan om te overwegen hoe hij toegang kon vragen op een manier die hem het meeste gunst zou brengen. Hij wist immers maar al te goed dat het heropleven van het fanatisme binnen de Orde net zo gevaarlijk was voor zijn ongelukkige volk als hun vroegere bandeloosheid. Zijn religie zou het doelwit van haat en vervolging zijn in het ene geval, terwijl zijn rijkdom hem in het andere geval zou blootstellen aan genadeloze uitbuiting.

Ondertussen liep Lucas Beaumanoir door een kleine tuin die tot de Commanderie behoorde en binnen de buitenste versterking van de vestiging lag. Daar voerde hij een somber en vertrouwelijk gesprek met een broeder van zijn Orde, die hem vanuit Palestina had vergezeld.